Het Eindige Hoofd
Zo heb je last van je buren, zo ben je bang voor de Derde Wereldoorlog. Het is mannendag als Rusland Oekraïne binnenvalt. Om het land van een voormalige komiek plat te gooien. Want op mannendag moet je de spierballen laten rollen. Nou, dat doet Poetin ook. Tenminste: zijn leger. Hij blijft veilig thuis terwijl anderen het vuile werk doen. Dat doen grote leiders nou eenmaal. De dag na de inval probeer ik te besluiten niet langer bang te zijn. Want dat ben ik te vaak geweest. Dat lukt natuurlijk niet. Maar de mens is niet alleen een dodelijk, maar ook een wonderlijk wezen. Het kan zichzelf uitermate efficiënt voor de gek houden. Hier lig ik dan, samen met mijn vrouw, onder een warm dekentje op de bank naar de geschiedenis te kijken. We liggen er middenin, de geschiedenis. We schakelen de tv even over naar wat Nederlandse carnavalsvierders. Dat kun je ze toch niet kwalijk nemen dat carnaval vieren na al die corona-ellende?! Je stopt toch ook niet met muziek maken?! Ze lopen kleurig uitgedost de feesttent in. Terwijl kindertjes in Kiev met stickers op hun jasje, met daarop hun bloedgroep, de schuilkelders in lopen. Ik krijg het beeld maar niet uit mijn hoofd. Van kindjes die schuilkelders in lopen. Kindjes. Moet ik het nog een keer zeggen: kindjes, kinderen.
Dus zo bang was je, moeder, toen de Cubacrisis begon. Al vielen er geen bommen op je hoofd. Een van de eerste reizen van onze Frankie-A ging naar Oost-Duitsland. Dat was langzamerhand de Deutsche Democratische Republik aan het voltooien. Jullie voeren met ons schip terug door Berlijn weer richting Westen. Russische soldaten of Vopo’s stonden op de sluismuren. De Berlijnse Muur was bijna af. Je keek naar je pasgeborene en dacht: dat wordt een nieuwe wereldoorlog. Maar dat gebeurde niet, al gebeurde dat bijna wel. Ik groeide op zonder enig besef, dacht ik, van de wereld waarin ik opgroeide: die van de Koude Oorlog. Op de lagere school plakte ik een plakboek bij elkaar waarmee ik het onrecht aankaartte dat de Noord-Amerikaanse Indianen is aangedaan. Heb het nog steeds op mijn werkkamer staan. Weet mijn God niet meer waarom ik dat plakboek maakte. Misschien had ik, van dat wat op de wereld gaande was, als kind toch wel meer in de gaten. Dat heb ik nog steeds: iets in de gaten hebben, maar iets niet echt weten. Omdat ik het niet aan den lijve ondervind. Dus een idealist werd ik als man niet, later. Geen strijder. Geen activist, wel een tamelijk a-politiek schrijver. Als je niet ageert tegen het omnipotente klootzakkendom, zijn idealen van papier. Alleen maar geschikt voor een plakboek.