Aan twee tafels

De Koude Oorlog was nog gaande. Misschien al wat aan het ontdooien. Ze waren aardig bruut maar ook onverwacht aardig. Wij zaten op de kleine, zij op de grote vaart. We konden het met elkaar vinden. We waren elkaar tegen het lijf gelopen in de Antwerpse haven. Meteen werd ik in de maling genomen. Dat zat ‘m in mijn ogen. Die hadden nog nooit iets doodgemaakt en dat zijn ze ook niet van plan. En dat zagen ze. Voor een borrel werden de andere matroos en ik op hun schip uitgenodigd. Bij ons is een borrel een glas. Voor Russen ligt dat blijkbaar anders. We hadden beloofd ditmaal wat Westerse lectuur mee te nemen. Soft-erotische, prikkelende blootblaadjes. Die kon je bij hun thuis niet krijgen, blijkbaar. In ruil kregen we, tot onze verbazing, een paar haffeltjes puike wodka. Dat was royaal beloond?! Ook mochten we niet eerder weg voordat hun eigen slobber door ons gezamenlijk ook soldaat was gemaakt. Gastvrij, maar catastrofaal voor de werkprestaties van deze Hollandse, gespierbalde breinaalden de volgende dag. De matrozenarmen aan de andere kant van de tafel waren indrukwekkend. Ze kenden hun cultuur, hun schrijvers. Citaten gingen over tafel. Daar verstonden we natuurlijk weinig van. Toch was het wel enigszins duidelijk wie en wat bedoeld werd. Door die wees-wijs-met-wodka-nacht ging ik later in de boekhandel op zoek naar Boris Ryzji. Hij was voetbalhooligan en schreef gedichten van een moeizaam en tragisch Russisch leven. 

We dronken en het werd ochtend. Totdat het emotionele afscheid kwam. Echt tranen. We moesten aan de slag. Die Russen stonden erbij alsof ze net een revitaliserende massage achter de rug hadden. Wij waren al blij als we niet uit het gangboord zouden vallen. Nooit meer heb ik die kerels gezien. 

Afgelopen maanden heb ik me een paar keer afgevraagd wat er van ze geworden is, van die brute mannen van beschaving. Wij Europeanen denken Rusland op de knieën te krijgen?! Dat zal nooit gebeuren. Dat lukt al eeuwen niet. Het was een Europaan die het beruchte “Lord Of The Flies” schreef. Het is altijd een Rus geweest die in dat boek heeft geleefd. In een rijk van tranen, schrijvers en goelags. Weer zijn door een tsaar soldaten naar het slagveld gestuurd. Om beulen en slagers te worden. Op bevel van de likkebaardende macht. Die, geheel coronavrij, bloedige geschiedenis schrijft vanachter een lange tafel.     

← Terug naar Schrijver