Berlin! Berlin! Berlin! deel 1

Vandaag is het precies drieendertig jaar geleden dat de Berlijnse Muur viel. Vier jaar voor de val was ik met mijn bassende broer in die stad. Een door supermachten gecontroleerd labyrint. Met blinde muren, dichtgemetselde ramen, getraliede stations, geblokkeerde wegen en wachttorens. We zouden de plaatselijke muziekscene gaan veroveren. Want klonk ik niet als Bowie?! Maar ons publiek was blijkbaar doof… 

De trein rijdt tussen twee aarden wallen met bomen en struiken door. Met de socialistische boerenarbeidersstaat gaat het blijkbaar toch niet zo goed, gezien deze aan het zicht onttrokken moet worden middels opgehoopt groen en ook stukken muur. En de wachttorens niet te vergeten, de wachttorens. Af en toe knipoogt een boerderij door de bomen en struiken, een dorpje; in een landschap waar hemel en akkers elkaar grauwgrijs vasthouden. Grauwgrijs, dat hoort bij een socialistische boerenarbeidersstaat. Het is 1985. We zijn ontdekkingsreizigers op weg naar het verdeelde Berlijn. In mijn vaders jonge jaren was Berlijn een plek aan de andere kant van de wereld. Totdat bewoners van een planeet die Duitsland heette vaders geboortedorp bezetten. Na de oorlog liep hij van huis weg en werd schipper. Ik voel mij op reis naar de andere kant van de wereld. Bomen en struiken en afrastering vliegen voorbij op een onophoudelijke aarden wal. ‘Als we in Berlijn zijn, moeten we gelijk langs cafés en platenmaatschappijen gaan’, ordonneert mijn broer. Met een orkestband met zelfopgenomen muziek zijn wij op weg naar onze muziekcarrière in een stad waar het woord cultuur in kapitalen wordt geschreven. Nou, dat zou wel even anders gaan lopen. 

De Duitse soldaten uit het dorp van mijn vader heten nog steeds “Passportkontrolle” en kijken woest op ons neer. Maar niet voordat ze drie jongens bevolen hebben hun monstrueus grote radio, waaruit Turkse muziek schalt, uit te schakelen. Niet zachter zetten. Uitschakelen. Een oude man had een paar stoelen verderop een walgend gezicht getrokken bij het horen van de klanken. Hebben we daarvoor aan het Oostfront gelegen, ondanks dat we nu DDR heten? Zo’n gezicht. Dan zijn wij aan de beurt voor het controleren van onze paspoorten. Mijn broer en ik hebben lange haren en we dragen keurig door mijn moeder opgelapte spijkerbroeken. We zijn regelrechte voorbeelden van de verderfelijk westerse, kapitalistische rockmuziek. We zijn Turken uit Holland in de DDR. In het Westen kijken ze neer op het langharige, linkse gepeupel. Hier in het Oosten worden wij als vertegenwoordigers van decadente, ontaarde muziek gezien. Als het aan deze sterke arm der Oost-Duitse wet ligt, zouden wij het liefst linea recta weer moeten worden teruggestuurd, als we die blikken mogen geloven. abtransportiert langs de spoorlijn die ons hierheen heeft gebracht. Mijn broer wordt als eerste gecontroleerd. ‘Hierzóóó bôôôôjjj’, kweelt mijn broertje op een mij bekende, mieterige toon. Het is een allesbehalve welgevallig geluid voor de DDR-grensbeambte. Hij heeft zijn pet diep over de kop getrokken, zodat zijn bijzonder intimiderende blik het best tot zijn recht komt en kijkt mijn langharige en geblondeerde broertje aan. Je ziet het uniform denken: flikker, zeker nooit in dienst geweest. Nou, die Volksarmee zou met jou wel raad weten. Ga maar eens krom staan, dan zullen we er wel even wat plichtsbesef, orde en discipline in rammen. Hij haalt zijn makker erbij. ‘Guten Tag die Herren’, groet de collega. De begroeting klinkt meer als “Bitte an die Wand stellen”. Hij heeft dezelfde blikken, dezelfde manier van kijken als zijn collega. De waarde collega staart ons met stalen blik aan, kijkt in mijn broers paspoort, kijkt naar mijn broer, kijkt weer in het paspoort, kijkt weer naar mijn subversieve broer en geeft het paspoort niet aan hèm terug, maar aan zijn tweelingcollega. Deze herhaalt het hele ritueel en vraagt vervolgens ook naar mijn paspoort. Natuurlijk moet dan ook zijn gabber op zijn beurt mijn reispapieren tegen het licht houden, mij intimiderend aankijken, weer in het paspoort kijken en mij vanonder zijn pet aanstaren. Stel je voor dat hij in strengheid voor zijn collega onder zou moeten doen. Eindelijk krijgen wij onze reisdocumenten terug. Transitvisum: zur einmaligen Reise durch das Hoheitsgebiet der Deutschen Demokratischen Republik über die für den Transitverkehr zugelassenen Grenzübergangsstellen auf den vorgeschriebenen Verkehrswegen und der kürzesten Fahrtstrecke. 

Vermoeid van het lichten van onze doopceel, maar van een rotsvaste overtuiging kijken mijn broer en ik elkaar aan. Trots rockende kapitalisten, dat zijn we. We gaan het helemaal maken. En we hebben ons goed voorbereid. We hebben gerepeteerd. We hebben muziek van onze groep HGPS bij ons. Op tape. Zo heette dat toen in 1985: tape. Duizend eenendertig gulden drieënveertig hebben de opnames van HGPS gekost. Exclusief gebruik bar. Mijn strip- en platenverzameling moest eraan geloven om de studiokosten te dekken. Maar het was dan ook mijn band, vond de band. Onze demo werd opgenomen in de studio’s van Stichting Popmuziek Nederland. Zo heette dat toen nog: Stichting Popmuziek Nederland. Mijn broer en ik vertrokken met onze orkestband naar Berlijn. Vincent de drummer en Edwin de gitarist bleven thuis. Met orkestband zullen mijn broer en ik de Berlijnse podia afschuimen en kroegbazen verleiden ons als duo te programmeren. Berlin! Hier komt cultuur uit Holland, geschreven in kapitalen! Niemand in de oude Duitse hoofdstad zou echter ooit weten dat men op ons talent had moeten wachten. 

                                           (wordt vervolgd)

← Terug naar Schrijver